De zon mag hier dan wel 300 dagen per jaar schijnen, er zijn
van die dagen dat duisternis het gebied treft. Laat me beginnen met jullie het
verhaal te vertellen van Petra en het Paard.
Het verhaal van Petra en het paard.
Hevige sneeuwval treft Kargyak. Het laatste dorp in de Lugnak
vallei, net voor de Shingo-la, een bergpas die je als je van stappen houd naar
Manali leidt. Hevige sneeuwval is hier trouwens zelden. Dit omdat de
sneeuwwolken hun uiterste best moeten doen om over de metershoge bergtoppen te
geraken. Het is hen met moeite toch gelukt en nu ligt heel Kargyak bedolven
onder een dik pak sneeuw. Met man en macht ruimt men meteen de daken om
instortingsgevaar te voorkomen. Zo ook Dolma. Met een soort pizzaindenovenleghulpmiddel
schept zij duchtig de sneeuw van haar dak. Als weduwe en verzorgster van de
vader van haar overleden man staat ze helemaal alleen voor deze zware taak. Moe
maar voldaan veegt Dolma na het sneeuwruimen het zweet van haar voorhoofd en ploft
neer op haar tapijt voor de boekarie die ze warmstookt met gedroogde Yakkaka.
Niet veel later:”hinnik hinnik”, Henrik het paard. Op zijn dooie gemakske
draaft hij voorbij de woning waar Dolma woont, helaas voor hem kijkt hij niet
goed uit zijn doppen en schuift hij uit op de sneeuw die Dolma daar geworpen heeft.
Henrik komt er met een licht pijntje vanaf, maar kan al gauw verder
hin(ni)ken(haha). Henrik’s berijder, Tashi, heeft dit echter vanop een afstand
zien gebeuren en is woedend. In valavond, terwijl Dolma naar de rivier wil gaan
om water te gaan halen, slaat Tashi met het achterste van een bijl op het hoofd
Dolma. Dolma valt bewusteloos neer en bloedt hevig aan haar hoofd. Alle
dorpbewoners horen van dit voorval, en komen de situatie aanschouwen. Maar
niemand, niemand die hulp biedt aan Dolma. De reden waarom ze geen hulp bieden is
dat ze dan partij zouden kiezen en dat willen ze ten zeerste vermijden. Voor
Dolma die terug ontwaakt is hoeft hulp niet meer. Ze schreeuwt luidkeels om de
dood en vraagt Petra om voor haar dochtertje te zorgen. Na veel aandringen van
Petra mocht zij haar dan toch helpen. In shocktoestand en met een hevige
hoofdwonde lukt het Petra amper om haar naar de verzorgingspost te brengen. Nog
steeds niemand die helpen wil. Petra naait de wonde en na verloop van tijd
keert de rust weder. Al zal dit incident pas opgelost zijn, als beide partijen
elkaar de hand schudden, of als de Goba(lokale burgemeester) hen overtuigd dit
te doen.
Met dank aan Petra, Tsjechische vrijwilligster in de
dorpschool van Kargyak.
Dit verhaal maakte me triest, niemand die opkomt voor Dolma.
Waarom? Dit was duidelijk poging tot doodslag, moet de dader niet gestraft
worden? Het doet het besef bij mij eens te meer opkomen hoezeer elke streek
hier zijn eigen systeem heeft. Wat is ook het “juiste” systeem? Kunnen of
moeten wij onze systemen opdringen? Is dit een hefboom voor cultuurbehoud? Ik
ben er nog niet helemaal uit en denk er verder over na gedurende onze lange
wandeltocht, terug naar Paddum.
Onderweg worden we opgehouden door sneeuwstormen en
lawinegevaar wat onze tocht langer doet duren dan gepland. Wanneer we de zon
terug vanachter de bergen zien verschijnen zetten we onze tocht verder. Een
nieuw, vers spoor laten we achter in de sneeuw…
Gefocusd op de voetstappen van mijn voorganger sta ik
plots vlak naast een lichaam, vredig liggend in de sneeuw zonder enig teken van
leven. Ik trek meteen men handschoenen uit en wil zijn hartslag voelen, iets
doen. Maar Sangé de gids hield me tegen. Ik dacht dat het misschien iets te
maken had met het Boeddhisme dus gehoorzaamde ik. Ik vroeg of er niets was wat
we konden doen, waarop onze gids eerst wat naar hem riep en nadien met zijn houten
wandelstok op het lichaams verstijfde handen sloeg. Het geluid dat het maakte
zal ik nooit of te nimmer vergeten. `Tok tok tok` als steen. Rond hem geen
sporen in de sneeuw. Hij moet daar dus al zo`n 2 dagen gelegen hebben. Sangé
vertelt dat hij waarschijnlijk beschonken was, vervolgens gaan zitten, in slaap
gevallen en doodgevroren. Ook zegt hij
dat we hem best laten liggen en het verhaal vertellen aan zijn familie. Hij
komt uit Sangé’s dorp Ichar. Tsering Namgial is zijn naam en ook wij hebben hem
onlangs leren kennen. Op de weg naar Phuktal was hij de nieuwe kloosterschool
aan het timmeren en gaven we hem een warme handdruk. Op de terugweg was hij
zijn kleren aan het wassen en had hij zijn stuk zeep in rivier laten vallen. We
leenden hem onze wandelstok zodat hij zijn stuk zeep eruit kon vissen. Met een
flitstende beweging waar ik nog steeds versteld van sta floept hij zijn stukske
zeep tot aan de zijkant tot aan de oever. Zachtjes stappen we verder. Ik werp
nog een laatste blik op hem, zijn vredige gelaatsuitdrukking staat op mijn
netvlies gebrand, zijn gele rugzak rond zijn lichaam hangend waar takjes die
als roerstaafjes dienen keurig op gebonden zijn. Kleine voetjes, ik schat maat
37 door mooie botinnekes omheind. Vaarwel Namgial, vaarwel.
Onze pijn verlicht door het feit dat hij geen vrouw en
kinderen achterlaat. Onderweg vraag ik mij af of ik niet iets had kunnen doen.
Heb ik spijt dat ik de pols niet heb gevoeld. Misschien niet zozeer met de
gedachte dat ik hem zou kunnen geholpen hebben. Het mag raar klinken, maar
gewoon om hem gevoeld te hebben. Hoe koud zijn handen al zouden geweest zijn,
hoelang het geleden zou zijn dat hij zijn laatste adem uitgeblazen had. Ja, op
de tocht naar zijn familie gaat er veel in mij om. De dood lijkt plots zo
dichtbij. Ik denk na hoe graag ik leef, hoe graag ik jullie allemaal terug wil
zien. Hoehard ik echt niet wil doodgaan hier. De koude Zanskarlucht heeft
Namgial, 35 jaar geveld. Dat hij een mooie wedergeboorte mag hebben…
We houden halt in het dorp voor Ichar. Sangé vertelt
het verhaal van Namgial aan wat dorpbewoners. 2 mannen gaan mee naar Ichar om
het trieste nieuws aan de broers en ouders mee te delen zodat Sangé deze last
niet alleen draagt.
Aangekomen in Ichar gaat het nieuws snel de ronde.
Mannen en vrouwen van het dorp verzamelen zich. De Goba beslist wat er zal
gebeuren. 15 mannen gaan naar de plek waar het lichaam van Namgial ligt op zo’n
3uur stappen van Ichar. Nog diezelfde avond zullen ze hem ter plaatse verbranden
zodat zijn geest de zoektocht naar een nieuw levend wezen kan beginnen. Alle
andere dorpsbewoners doen pooja(bidden) in de hoop dat hij terug als mens zal
terugkeren binnen 49 dagen zoals het Boeddhisme het voorschrijft. Deze gebeden
zullen zo’n 5 dagen duren. Familieleden zijn triest, maar toch heb ik het
gevoel dat men hier lichter omgaat met de dood. Misschien omdat men geloofd in
wedergeboorte, dat men nooit echt sterft.
Na een maand van prospecteren, interviews afnemen, plannen
bedenken voor de vzw, stappen en bloem eten in alle mogelijke vormen, komen we
terug aan in Paddum. De bewoonde wereld, zo voelt het voor ons. Een échte stad,
maar liefst 800 inwoners alsjeblieft. En toch… zo afgelegen. Alle wegen naar de
‘echte’ bewoonde wereld zijn afgesloten door zware sneeuwval op de bergpassen
en zullen pas opengaan ergens in mei. Veel te laat voor ons. We willen zo snel
mogelijk in Leh geraken waar we kunnen vlammen voor school en nog heel wat werk
hebben voor de vzw. We hoorden dat het mogelijk was om met de helikopter terug
naar Leh te gaan en ik begon al te dromen. Met nen helikopter over de
Himalayaanse toppen vliegen, tussen de vele valleien, hoe heerlijk zou dat niet
zijn?! Ja, ik was ver weg in m’n droom.
De helikopterdroom viel helaas in duigen toen bleek dat
enkel locals meemochten met deze (trouwens schaars komende)helikopters omdat ze
gesubsidieert zijn door de overheid. Tedekke, da’s spijtig. Dus zoeken naar een
oplossing. We hebben uiteindelijk 3 mogelijkheden.
1.
De Jum-Lang, van Zangla naar Spituk. Een tocht
naar de Marka vallei waarbij 2 passen overgestoken moet worden, door 173
stromen gewaad moet worden en waarvan verwacht wordt dat er weinig sneeuw ligt.
Hiervoor zouden we een andere gids
moeten zoeken, want onze trouwe gids heeft deze tocht nooit eerder gedaan.
Duur: +/- 6 dagen.
2.
Tocht naar Lingshed. Verder weinig bekend, over
het parcours.
Duur: +/- 3 dagen.
3.
De Pensi-La richting Kargil. Sneeuw geruimd tot
Abran, nadien Pensi La, 14000 feet oversteken. Wandelen tot Rangdung, vanaf
hier weg geruimd en mogelijkheid tot wagen tot Kargil. Veel sneeuw, koud en
enkel mogelijk mits beschikbaarheid over goed materiaal(sneeuwschoenen of
Langlaufs).
Duur: +/- 3 dagen afhankelijk van sneeuwval
en lawinegevaar.
Na lang beraad, verhalen van locals en dankzij Urgan (die de
plaatslelijke ski-school runt) kunnen we sneeuwschoenen(zo van die
tennisrakketschoenen)lenen zodat we niet wegzakken in soms metersdiepe sneeuw besluiten
we voor tadaa, optie 3 te gaan. De Pensi-la.
Met volle moed vangen we deze tocht aan. Wandelend op
tennisrakketschoenen en met onze slede achter onze rug gaan we ervoor. Nooit
eerder wilde ik zo graag terug in Leh zijn, wat me ook een stap dichter bij ons
knusse Belgiëlandje brengt. 1 probleem. Ziekskes, overgeven, diarree, maagpijn
en vettige eiersmaakboeren. Ik voel me slap, maar kan gelukkig kort op den bal
spelen. Korneel heeft hetzelfde gehad en we hebben nog medicatie. In de vroege
vooravond bereiken ik uitgeput Pensi-la basecamp zoals onze Sangé het noemt.
Een stal met droge worstjes achtergelaten door de gestalde zomerkoeien beletten
me niet een goede nachtrust te hebben.
De volgende dag voel ik mij fris als een hoentje en sterk
als een Brabants trekpaard. Nu is het probleem dat het lichtjes sneeuwt en
mistig is. Rond 9uur klaart het gelukkig op en kunnen we alsnog op expeditie
naar de top van de Pensi-La vertrekken. Hoe hoger we komen, hoe mistiger het
terug wordt, hoe harder het begint te sneeuwen. We zijn het pad volledig
bijster, en kunnen alleen op ons gevoel en oriëntatie afgaan. Met de nodige
portie geluk bereiken we rond 15u de top van de Pensi-la. Niet veel verder
staat een hokje waar we de nacht kunnen doorbrengen. Net groot genoeg om ons er
met ons gedriën in te leggen. ‘s avonds krijgen we opklaringen en genieten we
van het avondzonnetje. Hoera, slechts 1 wandeletappe zijn we verwijdert van
Rangdung, waar de weg naar Kargil begint.
Zon, zon, zon op onze bol wanneer we daags nadien onze tocht
terug aanvatten. Het gaat heel de tijd naar beneden. Tot in Kargil moeten we in
totaal 2000 meter zakken. Een paar keer word ik door men eigen slee
onderuitgemaaid. Ik kan jullie verzekeren het is niet makkelijk opzij springen
met de tennisrakketschoenen. Het zicht is adembenemend. Geen mens, zelfs geen
dier dat hier komt. En vooral het einde is in zicht. Het is 19u30 wanneer we
aankomen in het klooster van Rangdung waar we hartelijk onthaald worden en goed
gevoed worden. Daags nadien springen we op de Jeep naar Kargil om de dag daarna
de bus te nemen naar waar mijn trip begon, Leh.
En zo zit ik hier nu terug in Leh. Blij, moe, hongerig met
een stevige portie wijsheid erbij. Het zijn nog 18 dagen vooraleer ik terug bij
jullie ben, en daar maal ik allesbehalve om. Ik wil jullie graag nog vertellen
over het project in Shadey, maar dat zal het volgende bericht zijn.
Tot snel vrienden,
H.