maandag 22 april 2013

Dag Ladakh, hallo België.


Zou Jommeke mee instaan voor wie ik ben en wat ik doe? In mijne jonge jaarekes verslond ik de ene Jommeke achter de andere, ik las mijn Jommeke’s tot de bladen verduurt waren en de pagina’s eruit vielen. Ik hield van zijn avonturen en zijn heldendaden. Op eenders welk moment neemt hij poefpaf de vliegende bol om er op uit te trekken.  Zijne mamaa en zijne papaa zijn misschien wel een beteke verdrietig omdat hun zoon er op uit trekt, maar tegelijkertijd weten ze dat hij terug zal komen en zijn ze trots op wat hij doet.

Ik zou niet kiezen voor de vliegende bol, maar veeleer voor de vliegende ton. Die staat open, ge kunt de wind u wangen voelen strelen. Ja, ge voelt, ge ziet en ge ruikt meer als ge open staat voor u omgeving en alles op u kunt laten afkomen. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik er voor 6 maanden ben kunnen op uit trekken. Ik heb mij gesmeten met elk piepeklein celleke uit mijn lichaam. Ik doe dat graag, het onbekende hier bekender maken.

Ja, ge kunt zeggen dat hier ne meer dan blije mens achter zijn computerke zit. Maar ik had dit niet alleen gekund. Ik heb ne Filiberke nodig. Mijne Flip, mijn Annemieke en Rozemieke en mijne Mic Mac Jampudding. Zonder jullie matekes, had dit avontuur er heel anders uitgezien. Dankje, écht.

Ik verlaat Ladakh, rijker in m’n kopke, warmer vanbinnen. Heel wat dingen hoop ik terug mee naar België te nemen. Hoe mensen hier met elkaar omgaan, hoe iedereen rust en warmte uitstraalt, hoe men tijd neemt voor elkaar en onbekenden vriend maakt. Mijn liefde voor de mens is er niet op achteruit gegaan, integendeel. Er broeien plannen in mijn broedkast en men pad lijkt klaarder. Ik weet wat te doen eens terug in ons pitoreske landje.

Voor de moment snuift mijn neus de warme lucht van Delhi. Ik heb de bergen moeten ruilen voor de stad en ik merk dat ik deze drukte niet meer gewoon ben. Auto’s met honderden tegelijkertijd op de baan toeterend om hun plaatsje op de weg. Mensen die u proberen af te zetten, of u eigenlijk afzetten zonder dat ge het weet. Maar ik geniet, ook al ben ik mijn paspoort kwijt, en zal het afwachten zijn voor ik weet of ik mijn vlucht tijdig haal. Ik maak mij geen zorgen, blijf vrolijk ronddwarrelen. Alles komt goed.

Spoedig vlieg ik jullie in de armen, zal ik blij zijn lief en leed met jullie te kunnen  delen. Ik leef het leven dat ik liefheb met de mensen die me dierbaar zijn. Met de goesting om het beste van mezelf te geven, elke dag weer.

Snel zal ik jullie vanuit België meer nieuws ter ogen laten lezen over onze (nog op te richten) VZW ‘Vrienden Van Ladakh’.

Blije groet,

Hannes

zondag 7 april 2013

In de schaduw van Himalaya's bergen.


De zon mag hier dan wel 300 dagen per jaar schijnen, er zijn van die dagen dat duisternis het gebied treft. Laat me beginnen met jullie het verhaal te vertellen van Petra en het Paard.

Het verhaal van Petra en het paard.

Hevige sneeuwval treft Kargyak. Het laatste dorp in de Lugnak vallei, net voor de Shingo-la, een bergpas die je als je van stappen houd naar Manali leidt. Hevige sneeuwval is hier trouwens zelden. Dit omdat de sneeuwwolken hun uiterste best moeten doen om over de metershoge bergtoppen te geraken. Het is hen met moeite toch gelukt en nu ligt heel Kargyak bedolven onder een dik pak sneeuw. Met man en macht ruimt men meteen de daken om instortingsgevaar te voorkomen. Zo ook Dolma. Met een soort pizzaindenovenleghulpmiddel schept zij duchtig de sneeuw van haar dak. Als weduwe en verzorgster van de vader van haar overleden man staat ze helemaal alleen voor deze zware taak. Moe maar voldaan veegt Dolma na het sneeuwruimen het zweet van haar voorhoofd en ploft neer op haar tapijt voor de boekarie die ze warmstookt met gedroogde Yakkaka. Niet veel later:”hinnik hinnik”, Henrik het paard. Op zijn dooie gemakske draaft hij voorbij de woning waar Dolma woont, helaas voor hem kijkt hij niet goed uit zijn doppen en schuift hij uit op de sneeuw die Dolma daar geworpen heeft. Henrik komt er met een licht pijntje vanaf, maar kan al gauw verder hin(ni)ken(haha). Henrik’s berijder, Tashi, heeft dit echter vanop een afstand zien gebeuren en is woedend. In valavond, terwijl Dolma naar de rivier wil gaan om water te gaan halen, slaat Tashi met het achterste van een bijl op het hoofd Dolma. Dolma valt bewusteloos neer en bloedt hevig aan haar hoofd. Alle dorpbewoners horen van dit voorval, en komen de situatie aanschouwen. Maar niemand, niemand die hulp biedt aan Dolma. De reden waarom ze geen hulp bieden is dat ze dan partij zouden kiezen en dat willen ze ten zeerste vermijden. Voor Dolma die terug ontwaakt is hoeft hulp niet meer. Ze schreeuwt luidkeels om de dood en vraagt Petra om voor haar dochtertje te zorgen. Na veel aandringen van Petra mocht zij haar dan toch helpen. In shocktoestand en met een hevige hoofdwonde lukt het Petra amper om haar naar de verzorgingspost te brengen. Nog steeds niemand die helpen wil. Petra naait de wonde en na verloop van tijd keert de rust weder. Al zal dit incident pas opgelost zijn, als beide partijen elkaar de hand schudden, of als de Goba(lokale burgemeester) hen overtuigd dit te doen.

Met dank aan Petra, Tsjechische vrijwilligster in de dorpschool van Kargyak.

Dit verhaal maakte me triest, niemand die opkomt voor Dolma. Waarom? Dit was duidelijk poging tot doodslag, moet de dader niet gestraft worden? Het doet het besef bij mij eens te meer opkomen hoezeer elke streek hier zijn eigen systeem heeft. Wat is ook het “juiste” systeem? Kunnen of moeten wij onze systemen opdringen? Is dit een hefboom voor cultuurbehoud? Ik ben er nog niet helemaal uit en denk er verder over na gedurende onze lange wandeltocht, terug naar Paddum.

Onderweg worden we opgehouden door sneeuwstormen en lawinegevaar wat onze tocht langer doet duren dan gepland. Wanneer we de zon terug vanachter de bergen zien verschijnen zetten we onze tocht verder. Een nieuw, vers spoor laten we achter in de sneeuw…

Gefocusd op de voetstappen van mijn voorganger sta ik plots vlak naast een lichaam, vredig liggend in de sneeuw zonder enig teken van leven. Ik trek meteen men handschoenen uit en wil zijn hartslag voelen, iets doen. Maar Sangé de gids hield me tegen. Ik dacht dat het misschien iets te maken had met het Boeddhisme dus gehoorzaamde ik. Ik vroeg of er niets was wat we konden doen, waarop onze gids eerst wat naar hem riep en nadien met zijn houten wandelstok op het lichaams verstijfde handen sloeg. Het geluid dat het maakte zal ik nooit of te nimmer vergeten. `Tok tok tok` als steen. Rond hem geen sporen in de sneeuw. Hij moet daar dus al zo`n 2 dagen gelegen hebben. Sangé vertelt dat hij waarschijnlijk beschonken was, vervolgens gaan zitten, in slaap gevallen en doodgevroren.  Ook zegt hij dat we hem best laten liggen en het verhaal vertellen aan zijn familie. Hij komt uit Sangé’s dorp Ichar. Tsering Namgial is zijn naam en ook wij hebben hem onlangs leren kennen. Op de weg naar Phuktal was hij de nieuwe kloosterschool aan het timmeren en gaven we hem een warme handdruk. Op de terugweg was hij zijn kleren aan het wassen en had hij zijn stuk zeep in rivier laten vallen. We leenden hem onze wandelstok zodat hij zijn stuk zeep eruit kon vissen. Met een flitstende beweging waar ik nog steeds versteld van sta floept hij zijn stukske zeep tot aan de zijkant tot aan de oever. Zachtjes stappen we verder. Ik werp nog een laatste blik op hem, zijn vredige gelaatsuitdrukking staat op mijn netvlies gebrand, zijn gele rugzak rond zijn lichaam hangend waar takjes die als roerstaafjes dienen keurig op gebonden zijn. Kleine voetjes, ik schat maat 37 door mooie botinnekes omheind. Vaarwel Namgial, vaarwel.

Onze pijn verlicht door het feit dat hij geen vrouw en kinderen achterlaat. Onderweg vraag ik mij af of ik niet iets had kunnen doen. Heb ik spijt dat ik de pols niet heb gevoeld. Misschien niet zozeer met de gedachte dat ik hem zou kunnen geholpen hebben. Het mag raar klinken, maar gewoon om hem gevoeld te hebben. Hoe koud zijn handen al zouden geweest zijn, hoelang het geleden zou zijn dat hij zijn laatste adem uitgeblazen had. Ja, op de tocht naar zijn familie gaat er veel in mij om. De dood lijkt plots zo dichtbij. Ik denk na hoe graag ik leef, hoe graag ik jullie allemaal terug wil zien. Hoehard ik echt niet wil doodgaan hier. De koude Zanskarlucht heeft Namgial, 35 jaar geveld. Dat hij een mooie wedergeboorte mag hebben…

We houden halt in het dorp voor Ichar. Sangé vertelt het verhaal van Namgial aan wat dorpbewoners. 2 mannen gaan mee naar Ichar om het trieste nieuws aan de broers en ouders mee te delen zodat Sangé deze last niet alleen draagt.

Aangekomen in Ichar gaat het nieuws snel de ronde. Mannen en vrouwen van het dorp verzamelen zich. De Goba beslist wat er zal gebeuren. 15 mannen gaan naar de plek waar het lichaam van Namgial ligt op zo’n 3uur stappen van Ichar. Nog diezelfde avond zullen ze hem ter plaatse verbranden zodat zijn geest de zoektocht naar een nieuw levend wezen kan beginnen. Alle andere dorpsbewoners doen pooja(bidden) in de hoop dat hij terug als mens zal terugkeren binnen 49 dagen zoals het Boeddhisme het voorschrijft. Deze gebeden zullen zo’n 5 dagen duren. Familieleden zijn triest, maar toch heb ik het gevoel dat men hier lichter omgaat met de dood. Misschien omdat men geloofd in wedergeboorte, dat men nooit echt sterft.

Na een maand van prospecteren, interviews afnemen, plannen bedenken voor de vzw, stappen en bloem eten in alle mogelijke vormen, komen we terug aan in Paddum. De bewoonde wereld, zo voelt het voor ons. Een échte stad, maar liefst 800 inwoners alsjeblieft. En toch… zo afgelegen. Alle wegen naar de ‘echte’ bewoonde wereld zijn afgesloten door zware sneeuwval op de bergpassen en zullen pas opengaan ergens in mei. Veel te laat voor ons. We willen zo snel mogelijk in Leh geraken waar we kunnen vlammen voor school en nog heel wat werk hebben voor de vzw. We hoorden dat het mogelijk was om met de helikopter terug naar Leh te gaan en ik begon al te dromen. Met nen helikopter over de Himalayaanse toppen vliegen, tussen de vele valleien, hoe heerlijk zou dat niet zijn?! Ja, ik was ver weg in m’n droom.

De helikopterdroom viel helaas in duigen toen bleek dat enkel locals meemochten met deze (trouwens schaars komende)helikopters omdat ze gesubsidieert zijn door de overheid. Tedekke, da’s spijtig. Dus zoeken naar een oplossing. We hebben uiteindelijk 3 mogelijkheden.

1.     De Jum-Lang, van Zangla naar Spituk. Een tocht naar de Marka vallei waarbij 2 passen overgestoken moet worden, door 173 stromen gewaad moet worden en waarvan verwacht wordt dat er weinig sneeuw ligt. Hiervoor zouden we  een andere gids moeten zoeken, want onze trouwe gids heeft deze tocht nooit eerder gedaan.

Duur: +/- 6 dagen.

2.     Tocht naar Lingshed. Verder weinig bekend, over het parcours.

Duur: +/- 3 dagen.

3.     De Pensi-La richting Kargil. Sneeuw geruimd tot Abran, nadien Pensi La, 14000 feet oversteken. Wandelen tot Rangdung, vanaf hier weg geruimd en mogelijkheid tot wagen tot Kargil. Veel sneeuw, koud en enkel mogelijk mits beschikbaarheid over goed materiaal(sneeuwschoenen of Langlaufs).

Duur: +/- 3 dagen afhankelijk van sneeuwval en lawinegevaar.

Na lang beraad, verhalen van locals en dankzij Urgan (die de plaatslelijke ski-school runt) kunnen we sneeuwschoenen(zo van die tennisrakketschoenen)lenen zodat we niet wegzakken in soms metersdiepe sneeuw besluiten we voor tadaa, optie 3 te gaan. De Pensi-la.

Met volle moed vangen we deze tocht aan. Wandelend op tennisrakketschoenen en met onze slede achter onze rug gaan we ervoor. Nooit eerder wilde ik zo graag terug in Leh zijn, wat me ook een stap dichter bij ons knusse Belgiëlandje brengt. 1 probleem. Ziekskes, overgeven, diarree, maagpijn en vettige eiersmaakboeren. Ik voel me slap, maar kan gelukkig kort op den bal spelen. Korneel heeft hetzelfde gehad en we hebben nog medicatie. In de vroege vooravond bereiken ik uitgeput Pensi-la basecamp zoals onze Sangé het noemt. Een stal met droge worstjes achtergelaten door de gestalde zomerkoeien beletten me niet een goede nachtrust te hebben.

De volgende dag voel ik mij fris als een hoentje en sterk als een Brabants trekpaard. Nu is het probleem dat het lichtjes sneeuwt en mistig is. Rond 9uur klaart het gelukkig op en kunnen we alsnog op expeditie naar de top van de Pensi-La vertrekken. Hoe hoger we komen, hoe mistiger het terug wordt, hoe harder het begint te sneeuwen. We zijn het pad volledig bijster, en kunnen alleen op ons gevoel en oriëntatie afgaan. Met de nodige portie geluk bereiken we rond 15u de top van de Pensi-la. Niet veel verder staat een hokje waar we de nacht kunnen doorbrengen. Net groot genoeg om ons er met ons gedriën in te leggen. ‘s avonds krijgen we opklaringen en genieten we van het avondzonnetje. Hoera, slechts 1 wandeletappe zijn we verwijdert van Rangdung, waar de weg naar Kargil begint.

Zon, zon, zon op onze bol wanneer we daags nadien onze tocht terug aanvatten. Het gaat heel de tijd naar beneden. Tot in Kargil moeten we in totaal 2000 meter zakken. Een paar keer word ik door men eigen slee onderuitgemaaid. Ik kan jullie verzekeren het is niet makkelijk opzij springen met de tennisrakketschoenen. Het zicht is adembenemend. Geen mens, zelfs geen dier dat hier komt. En vooral het einde is in zicht. Het is 19u30 wanneer we aankomen in het klooster van Rangdung waar we hartelijk onthaald worden en goed gevoed worden. Daags nadien springen we op de Jeep naar Kargil om de dag daarna de bus te nemen naar waar mijn trip begon, Leh.

En zo zit ik hier nu terug in Leh. Blij, moe, hongerig met een stevige portie wijsheid erbij. Het zijn nog 18 dagen vooraleer ik terug bij jullie ben, en daar maal ik allesbehalve om. Ik wil jullie graag nog vertellen over het project in Shadey, maar dat zal het volgende bericht zijn.

Tot snel vrienden,

H.

dinsdag 26 februari 2013

Dat, dat heet blij zijn!


Het zit 'em in van die kleine dingen.

Da’s de zon zijn licht zien werpen op de bergflanken.
Da’s gezwierig Jullay kunnen roepen naar ook maar eenders wie.
Da’s een stukske groente tussen u eten vinden,
Da’s u bij elk strontje dat je op de zandvlaktes tegenkomt u afvragen wie dat nu eigenlijk geworpen heeft.
Da’s gniffelen met de vorm van de wortels en de grote van de radijzen hier.
Da’s onbeschaamd al u energie in de vreemdste danspasjes steken op lokale tromgeluiden.
Da’s de warme gloed voelen die de mensen hier uitstralen bij vriestemperaturen…
Da’s… heerlijk!

Dat, dat heet blij zijn!

Secmol heb ik uitgewuifd, na zwierig gehinzajé, gemakaréne en traditioneel gedans, hebben mijn zweetklieren al het vocht hier voor de laatste keer uit mijn lichaam gedreven. Ik zakte er haast van door mijn benen, maar tjonge wat was het plezierig! Als afscheidscadeau krijg een brief vol met mooie woorden en zowaar Belgische chocolade, haha! Deze werd door Becky(de mede-eigenares van Secmol) gevonden in Delhi! Hosanna in den hoge! Ik moet beloven hem te sparen tot ik veilig en wel terugkeer van Zanskar. Dat gaat geen makkelijke klus worden, maar ik beloof haar men beste beentje voor te zetten en zal men smaakpapillen dus nog even in bedwang moeten houden. Korneel zal me hier wel in moeten sterken vrees ik.

Nu, tijd voor de volgende stap! Voor m’n onderzoek wil ik zowat elke streek in Ladakh bevraagd hebben. Daarom wil ik koers richting zetten richting de Nubra vallei. Op luttele kilometers van de Chinese grens. Om hier te geraken heb je een toegansbewijs nodig om veiligheidsredenen. Een dag later dan gepland kan ik deze permis in men broekzak steken. Het weer beslist waarschijnlijk anders over deze trip. Sneeuwvlokken, eerst zacht en klein gevolgd door dikke, vredig naar beneden dwarrelende vlokken bedekken deze  Ladakhse gronden met een wit tapijt. Het is nog vroeg wanneer ik mij met lichte hoop naar de taxistand begeef. De Ladakhi’s liggen nog te knorren in hun warme beddebakje, geen mens op straat te zien. Zoals gedacht is met deze sneeuwval de Kardung-La, de hoogste bergpas van de wereld gesloten. Hmm, tijd om een plan te bedenken. Ik heb 2 opties, de 1ste zou me samen met Myra en Emmy, 2 Nederlandse vrouwen naar een festival in Matho brengen, de andere optie is de eerste de beste bus nemen op de bustand, ver van hier. Hier ronddolen in Leh City is voor mij geen optie. Ik wil ontdekken, proeven, ruiken, voelen en het gevoel van verwondering aangewakkerd houden…

Lang nadenken moet ik niet. Ik laat in de sneeuw een spoor achter waarin je als je snel bent nog kan zien dat het mij naar de busstand bracht. Daar… 1 bus met ronkende motor. Met een spurtje kan ik nog net op de bus springen. “ En naar waar gaat meneer?” Vraagt de buschauffeur. “Naar waar ga jij?”? Antwoord ik. “Neeneenee, naar waar gaat gij?” zegt hij nogmaals. “Naar waar jij gaat.” zeg ik. Met iets ofwat verbaasde blik kijkt hij me aan en biedt hij me een plekje in de bus aan. Blijkbaar gaan we naar Shakar op zo’n 7uur rijden van Leh. Geen idee, of dat Noord, Zuid, Oost of West gelegen is van Leh, maar ik trek er op uit en ik ben blij. O-zo blij! Een bus vol lachende mensen. Luid kan ik Jullay roepen naar eenders wie, ik kan vragen hoe het met hen gaat en krijg een vrolijk antwoord van iedereen.

Onderweg besef ik voor het eerst met licht vochtige ogen hoe hard ik deze plek missen zal. Hoe anders een busrit bij ons is. Iedereen met muziek in zijn oren, ogen woorden lezend in een boek hier een daar een erg ijzige blik. Geen gejullay, weinig praatjes met wildvreemden, amper warmte voelbaar,….. Jezus! Ja, toegegeven als ik geen liefke, geen familie en geen vrienden had, dan zou ik hier perfect kunnen aarden denk ik. Ik weet niet of ik met mijn woorden duidelijk kan maken hoe mooi ik het hier wel niet vind. Kan ik dat? Maar terwijl ik berg na berg na berg aan mij zien voorbijgaan zijn het gedachtes aan jullie die mij weer lachen doen. Ja, jullie zijn de reden waarom ik met een even grote glimlach weer voet op Belgische gronden zal zetten. Dankjewel, écht!

Ik stap met lichtjes pijne poep uit de bus wanneer we aankomen in Shakar. Een erg afgelegen dorp op 1,5uur van Kargil waar alle mensen de Islam bestuderen. “Is er hier soms ergens nen homestay meneer?’ Vraag ik aan de eerste de beste man. “Niet dat ik weet, maar ge kunt bij mij blijven als ge dat wilt.”. Fjuuw dat zit weeral mee. Heerlijk! Rondlopend in het dorp krijg ik soms andere blikken dan anders. Moeilijk te verwoorden hoe juist, maar er zat iets in van ‘Zalig dat je hier bent, maar wat komt ge hier eigenlijk doen’. En als ik mijn camera bovenhaal, lijkt het precies of ik een zwaard bovenhaal. Toch, met veel warmte word ik uitgenodigd in menig dorpsbewoners huis. De ene handdruk nog warmer dan de andere, de ene blik nog liefdevoller en verwelkomender dan de andere… Al snel worden de vreemde ‘wat doet ge hier’ blikken vertaald in woorden. Dit dorp ligt zo dicht tegen de Pakistaanse grens dat buitenlanders hier niet welkom zijn. Vele van de bewoners hebben nog nooit een blanke gezien. Mijn mond valt open. Oeps, we waren wel wat politieposten voorbijgereden, maar achteraan met een dikke muts op moet het hen ontgaan zijn. Ola pola, moet ik nu naar de gevangenis? Haha. Nee dat heb ik eigenlijk nooit gedacht. Hoe dan ook ik zou hier maar 1 nacht blijven de bus gaat terug, en veel ander vervoer komt hier niet. Ik doe nog mee met een pijl en boogwedstrijd waar ik erg weinig van bak maar écht met volle teugen van geniet. ‘s avonds krijg ik veel informatie over de plaatselijke cultuur en gewoontes van Rinchen en Jigmet. 2 mannen die hier tijdelijk in het dorp werken en een klein kamertje huren. Op een veel te kleine matras voor ons gedriën en onder een stapel lakens die over ons heen liggen krijg ik de warmste slaapplek tussen hen in…

Na een nacht van weinig slaap door rondtrippelende muizen en ellebogen in gezichten spring ik weer op de bus. Een onbekende man schuift zonder schroom zijn koude handen onder mijn oksel en geeft me zijn lach in ruil. Warmte, die deel je hier en dat doe ik met liefde. Zonder problemen geraak ik weer voorbij de politieposten, fjuuw. Ik hou halt in Lamayuru, ook wel het maandlandschapdorp genoemd. Hier ontmoet ik Dorjay en Norbu die me vragen of ik hen wil vergezelle naar A titsé een afgelegen meditatieoord. Zij hebben vandaag hun laatste dag van prospeneren achter de rug. In 15 dagen legden zij op deze manier waarbij ze 1 stap zetten en dan biddend op de grond gaan zitten maar liefs 52kilometer af. Het is speciaal om mee te maken. Het stuk van Lamayuru doen ze met een vrachtwagen. We zitten met wel zeker 30 mensen op elkaar geplakt achteraan in de laadbak. Onderweg worden voortdurend gebeden gezongen. Na een tijdje begin ik ze ook een beetje te kennen en probeer ik tot groot jolijt van de anderen met hen mee te doen. Sommigen zeggen me dat het goed zou kunnen dat ik in mijn vorige leven een groot Lama geweest ben. Ik zou het zowaar gaan geloven. Hmm, goeie grutjes, wat ik hier allemaal te zien krijg, wat ik hier allemaal leer, ON-BE-SCHRIJF-E-LIJK! Ik krijg antwoorden op vragen die ik niet heb…

Na deze ervaring zet ik mijn trip voort. Ik rijd mee met een wagen die me tot aan de splitsing van de weg gaat. Ik mik op Takmachik, het dorp van een gids die ik via mijn stagementor heb leren kennen. Het is van hieruit nog een heel eind wandelen tot ik achter mij een wagen hoor aankomen, hoera, misschien kan ik wel met hen meerijden! Niet veel later zie ik een blauw zwaailicht en stopt de wagen. “Héla manneke, ge hebt ne permit nodig om naar hier te gaan hé” Oeps, dat heb ik niet. Ik geef hen men permit voor Nubra en zeg dat ik maar voor 1 nacht in Takmachik zal blijven. Ze stellen me wat vragen, dus ik doe men verhaal en zeg dat ik student ben. “Hoe student, ge zijt hier niet voor business, want dat staat op uje visa, hoe komta” Euuuh, en m’n hart bonst in m’n keel. “M’n School heeft dat zo geregeld mijneer”. “Aaa, alé vooruit dan.” En weg zijn ze weer. Na een deugdoende zucht wandel ik weer voort.

Takmachik is een mooi dorp met lagen van akkers. Veel bomen, het moet mooi zijn om hen in bloei te zien. Allemaal walnoot en abrikozen bomen, het moet lekker zijn om daarvan te kunnen eten als de tijd rijp is(en de abrikozen). Dorjay de gids onthaald me warm en geeft me weer een heleboel nuttige informatie voor men onderzoek.

Onderweg terug naar Leh ga ik nog naar Alchi, het dorp met het oudste klooster van Ladakh dat dateert uit de 11de eeuw. Anders dan de andere kloosters. Heel andere bouwstijl, andere tekeningen, prachtig om te zien gewoon.

Genoeg getyp in de vingers, ik laat jullie nu…

Donsnor.

woensdag 6 februari 2013

We doen het uit de doeken...


Hoera! In de Gloria! Jippiejajee! Na overleg met onze docent, en het indienen van een projectplanning hebben we groen licht gekregen en mogen we beginnen aan het schoolproject in Zanskar! Haha, wauw ik ben er nog altijd niet goed van aan welk nieuw avontuur ik mij ga wagen. Maar ik ben razend enthousiast, en geloof er rotstvast in.

Deze wending brengt met zich mee dat ik vanaf eind februari Secmol, men stageplaats zal verlaten om op prospectie te gaan in de Zanskarstreek. We nemen ons eigen leerproces in handen, en hopen iets moois en duurzaams te kunnen realiseren. Want we beseffen maar al te goed wat dit allemaal met zich meebrengt. We zullen in België een officiële vzw moeten oprichten, goede contacten leggen, de school hier erkent krijgen, fondsen werven, een website,….

Maar….laat me jullie even verduidelijken waarom we het nodig achten hier een schoolproject te starten.


Heel India kampt met een gebrek aan kwaliteitsvolle scholen. De overheidsscholen hebben een groot probleem met verzuim van de leerkrachten. Eens een leraar vast benoemd is, is  hij of zij nagenoeg onontslaagbaar. Waardoor ze vaak niet komen opdagen en de kinderen dus geen of gebrekkige scholing krijgen. In een privéschooltje in Ichar waar ze een winterkamp hielden, vertelde een leerkracht daar dat het Engels van de studenten ondermaats was omdat de leraar in de overheidsschool vaak niet opdaagde. Wij willen goed onderwijs bieden door competente en gemotiveerde leerkrachten aan te werven. Voorlopig onderzoek wijst uit dat we gemakkelijk leerkrachten zouden vinden voor een maandloon van ongeveer 10000-12000 Rp.

In de overheidsscholen in Ladakh wordt van november tot februari een winterstop ingelast wegens de koude. In de grote steden en sommige dorpen wordt winteronderwijs voorzien door privé-initiatieven. Dat maakt dat de kinderen de lange en vaak voor hen saaie winter al lerend kunnen doorbrengen. Dat kan echter alleen maar als de klaslokalen warm genoeg zijn. Daarom opteren we om een passive solar school te bouwen. In Ichar bijvoorbeeld bezochten we een Frans initiatief dat een passive solar school gebouwd had. Het was buiten        -20°C en binnen 10°C, dat enkel en alleen met passieve zonne-energie. Toen we de kinderen vroeger of ze het hier leuk vonden antwoordden ze: “Ja, het is hier lekker warm.” Een goede infrastructuur lijkt ons dan ook noodzakelijk willen we de kinderen uit hun warme huiskamer krijgen.

Toerisme is de nieuwe realiteit in Ladakh. Veel Zanskari’s zijn in de zomer begeleiders van paardentrektochten en ‘s winters dragers of gidsen voor toeristen die de steeds populairder wordende Zanskar-rivier-trektocht willen doen. Een verkennende rondvraag leert ons dat de locals de landbouw gemakkelijk achterlaten om voor het gemakkelijke geld in de toerismesector te gaan. De steeds grotere stroom van toeristen laat zeker zijn sporen na in de eigenheid van de Ladakhi-gemeenschap. Daarom vinden wij het belangrijk om de kinderen bewust te maken van de eigenheid van hun cultuur door middel van kwalitatief onderwijs. 

Door het onderwijs dat we zouden bieden krijgen de kinderen een vehoogde kans op de arbeidsmarkt. Dat dit plattelandsvlucht in de hand zou werken is zeker een reëel bezwaar. We geloven echter dat plattelandsvlucht sowieso meer en meer de realiteit wordt door het toerisme. Daarom geloven we sterk dat ons onderwijsmodel met de nadruk op cultuurbehoud een meerwaarde biedt aan de kinderen.
Daarenboven gaan kinderen gemakkelijker in hun eigen dorp blijven als ze daar privé-onderwijs kunnen genieten. Als dat niet mogelijk is gaan vele kinderen namelijk al van jongsaf aan naar de grote steden op zoek naar beter (privé-)onderwijs. Door het onderwijs in eigen dorp behouden ze een hechtere band met dorp en familie. Hierdoor hopen we plattelandsvlucht na de studies te mijden.

Daarnaast hopen willen we ook met een duidelijke visie dit project starten.

Cultuurbehoud is één van de belangrijkste pijlers van onze visie voor de school. We geloven dat de invloeden van het toerisme en toeristen zo sterk zijn dat de eigenheid van de cultuur hierdoor verloren kan gaan. Concreet willen we dit aanpakken door leerkrachten uit de eigen streek aan te nemen die kennis hebben van de cultuur en hier ook de waarde van inzien.

Kwaliteit staat voorop. Wij willen een tegengewicht bieden aan de soms abominabele kwaliteit van het onderwijs in overheidsscholen. Door geschoolde en gemotiveerde leerkrachten aan te werven hopen we dit te kunnen bieden aan de studenten.

Duurzaamheid ligt ons beiden nauw aan het hart en we zouden deze visie dan ook willen doortrekken naar het project. Dat door een school te bouwen die verwamd kan worden door passieve zonne-energie. Hiernaast willen we ook gebruik maken van de lokale grondstoffen en arbeidskrachten om deze school te bouwen. Zodoende wordt de lokale economie ook gesteund.

Vrijwilligerswerking.  In de toekomst gaan we uitzoeken of vrijwilligerswerking kan stroken met het idee van cultuurbehoud. In Secmol bijvoorbeeld komen heel wat vrijwilligers het hele jaar door over de vloer. Tijdens een conversatieklas waar we het over reincarnatie hadden, deelden de studenten mee dat ze niet meer in reincarnatie geloofden omdat vrijwilligers hen hadden gezegd dat dit niet mogelijk was. Zo een scenario zouden we ten zeerste willen vermijden.
Stel dat we dan toch voor een vrijwilligerswerking zouden gaan, verwachten we dat ze dezelfde visie hebben als wij met betrekking tot cultuurbehoud. Daarnaast hebben wij een duidelijke mening over vrijwilligerswerking. Vrijwilligerswerk zou, buiten de vlucht en visum, geen geld mogen kosten voor de vrijwilliger. Onderdak, voedsel en lesmateriaal moet voorzien worden door ons en de gemeenschap. We omschrijven onze projecten zodanig gedetailleerd dat de vrijwilligers min of meer weten waar ze zich aan kunnen verwachten. Aangezien we gratis kost en inwoon aanbieden aan de vrijwilliger zouden we strengere selecties houden. Bovendien zouden we hiervoor ook extra fondsen moeten werven.

Hoe dan ook we zouden enkel met winteronderwijs willen beginnen tot we een manier vinden om officiele erkenning te krijgen van de Indiase overheid. Waarna we een volwaardige school zouden kunnen vormen. Dat geeft ons ook de tijd om in België fondsen te werven die nodig zouden zijn om het hele jaar door onderwijs te bieden.

Moesten jullie ideeën, suggesties, bedenkingen, opmerkingen, ideeën voor fondswerving, willen helpen, of noem maar op hebben, mogen jullie het altijd laten weten via deze blog of mail: hannes.wyckmans@me.com

Ik ga nu, de energie spuit uit men lijf en de koude zit in mijn vel. Mijn voeten willen aan het lopen gaan. Jullie zijn geweldig!

Liefelijke groeten,

H.